Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Uw hand zij [42]over den man Uwer rechterhand, over des mensen zoon, [dien] Gij U gesterkt hebt. 41. Versta dit vers van den Zoon Gods, den Messias, van wien gesproken is vs.16. Uwe hand zij over hem, is zoveel als: Wees met hem, onderhoud hem en bevorder zijn rijk. Zie gelijke manier van spreken Ezra 7:6, enz., en verg. hfdst.118 vs.25; Jes.11:2,3, en Jes.61:1; Hand.10:38. 42. Dat is, dien Gij zo liefhebt als uwe rechterhand. Zie Gen.35:18, of den man die uw naaste, of metgezel is, Zach.13:7, [als zijnde uw eeuwige Zoon] en door welken Gij uwe kracht uitstrekt, alles geschapen hebt, onderhoudt en regeert, Joh.1:3; Kol.1:16; Hebr.1:2,3, en tot wien Gij gezegd hebt: Zit tot mijne rechterhand, enz.; hfdst.110 vs.1, genoemd, des mensen Zoon; hfdst.8 vs.5; Hebr.2:6,9, en doorgaans in het Nieuwe Testament, gelijk Hij ook alzo verschenen is; Dan.7:13. Bij dezen man [gelijk ook bij des mensen Zoon, waarvan terstond volgt] verstaan sommigen het volk van Israel, die ook Gods eerstgeboren Zoon genoemd wordt; Ex.4:22.